Geschiedenis van de Japanse kunst

Prentkunst

Japanse poppen

Geschiedenis in jaartallen

Toneel en Dans
Muziek
Film (speelfilm)
Anime

Klik hier, als links het navigatiemenu ontbreekt.


Toneel en Dans

In Japan en dan met name het oude Japan, waren dans, toneel en muziek vaak onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een echt onderscheid maken is daarom niet goed mogelijk, althans voor de traditionele vormen.
Het Japanse toneel kent zowel oude als nieuwe toneelvormen. De namen van deze oude toneelvormen zijn in het westen vaak wel bekend maar het eigenlijke toneel kennen we niet, waarschijnlijk omdat het een toneelvorm is die de westerlingen niet aanspreekt. De laatste jaren is er toch wel meer belangstelling vanuit het westen en vinden er meer en meer opvoeringen plaats buiten Japan. Dit geldt ook steeds meer voor de Japanse muziek en de Japanse dans, zoals de moderne Butoh.

De oude dansvorm werd wel "kami asobi" (spel van de goden) genoemd, een kami werd nl. gedacht bij iemand binnen te gaan en hem tot dansen leiden. Het heeft te maken met het oude geloof dat dansen een methode is om de goden te bedanken. Het dansen gaat zelfs terug tot het scheppingsverhaal van Japan, waarbij de zonnegodin uit haar hol wordt gelonkt door een dansopvoering (zie Stichting van Japan) van de Vreselijke Hemelvrouw en we zien het dan ook weer terug bij diverse shintôceremonieën en -feesten.

Dengaku
De combinatie van zang en dans, afkomstig uit de oude boerenfolklore, uit de festiviteiten rondom het planten van de rijst, werd later als dengaku aan het hof opgevoerd. Dengaku heeft lang naast het hierna te noemen sarugaku bestaan, maar heeft het tenslotte afgelegd.

Bugaku
Bugaku is een oude, in de 8ste eeuw uit China ingevoerde, wat serene vorm van een combinatie van muziek en dans die uitsluitend aan het hof werd opgevoerd. Tegenwoordig wordt het bij sommige tempels nog opgevoerd en valt meer onder de noemer 'dans'. 'Bugaku' betekent 'dansmuziek'.

Sangaku
Net als Bugaku is deze dans in de 8e eeuw uit China ingevoerd. Deze dans is echter veel levendiger, met veel acrobatische toeren, maar het bevat veel meer, zoals zang, dans en ook komische sketches Na ong. 950 na Chr. mocht deze dans niet meer opgevoerd worden aan het hof en dan zien we dat het juist werd omarmd door het gewone volk, het werd toen Sarugaku (apenmuziek) genoemd. Deze dansvorm ging, ongeveer in 1350, weer over in Nô of Nôgaku,

Nô (Noh)
Wat we nu nô (noh is de westerse schrijfwijze) noemen is dus ontstaan uit sarugaku of eigenlijk uit sangaku. Het was voornamelijk dans die te maken had met de landbouw en waarin ook acrobatiek een rol speelde maar die wel levendig en humoristisch was. Later (14e en 15e eeuw) is dit geperfectioneerd en ontwikkelde het zich meer als tijdverdrijf voor de shôgun en de militaire kaste. Men noemde dit muzikale dansdrama: nôgaku en nô. Nô betekent 'talent' en gaku is 'muziek' dus muziek van getalenteerden. Voor nôgaku zie hieronder. In het westen schrijven we meestal noh. Kenmerkend voor nô zijn de maskers, die heel duidelijk de gespeelde personages uitbeelden. Net als het hieronder genoemde en met nô verbonden kyôgen (en ook kabuki) wordt nô alleen in speciale theaters gespeeld (nôgakudô) en uitsluitend door mannelijke acteurs (net als bij kabuki). Men speelt op een kaal toneel met eigenlijk geen decors. Het enige dat men ziet is een decor van dennenbomen op de achterwand. Dit dateert nog uit de tijd dat men nô in de openlucht speelde.

Nô

Noh theater
(foto: The Japan Forum)

noh masker

noh masker

Nô moeten we zien als toneelspelen waarbij merendeels wordt gezongen en waarbij de dans een hele belangrijke rol speelt. Het zijn de bewegingen, die bij de dans horen, die de expressie brengen. Kleine dansbewegingen kunnen een zeer dramatisch effect hebben. Zo is 'mai' de dans met vloeiende cirkelbewegingen en glijdende stappen en 'hataraki' de dans van de korte krachtige stappen, waarmee vaak een god of een demon uitgebeeld wordt. De (niet natuurlijke) manier van bewegen van de acteur is heel belangrijk, maar ligt in principe helemaal vast. Nô is geen realistisch toneel, dit kan voor de westerling wat bevreemdend werken, maar het geeft meer mogelijkheden. Twee figuren die vlak naast elkaar staan op het toneel kunnen in het verhaal op totaal verschillende plaatsen zijn. Een complete nô uitvoering bestaat uit 5 delen en tussen deze delen wordt voor de afwisseling kyôgen opgevoerd, dit zijn er dus 4. De kyôgenopvoeringen zijn, zoals hieronder is vermeld, meer komische stukken waarin uitsluitend geacteerd wordt, dus niet gezongen. Het toneel bij nô is vrij leeg en men gebruikt meestal historische kostuums en maar weinig rekwisieten. Het is een open toneel, zonder gordijnen. De gebruikte taal is oud-Japans en bovendien veelal gezongen zodat het publiek veelal tekstboekjes gebruikt om het te kunnen volgen.

Zoals gezegd zijn de maskers (nômen of omote) heel bepalend voor nô. In een nô spel dragen eigenlijk alleen de hoofdrolspeler (shite) en soms zijn helper (waki)  een masker. Dit zijn dan meestal rollen waar het eigen gezicht niet bij past, zoals vrouwen-, jongens-, bejaarden- of demonenrollen. Men kent 200 typen maskers, onderverdeeld in 4 groepen: vrouwen (ko-omote), mannen, oude mannen en demonenmaskers (kobeshimi)
Binnen deze groepen worden nog wel nieuwe maskers gemaakt, soms voor één bepaalde rol, door speciale maskermakers. De maskers worden gemaakt van het hout van de Japanse cipres en dit hout wordt gedurende 5 jaar geprepareerd, voordat het masker gesneden gaat worden.
Hoewel de gezichtsuitdrukkingen eigenlijk vastliggen door het gebruikte masker kan dit wel beïnvloed worden door de kijkrichting en lichtval en is men in staat allerlei gevoelens uit te drukken.

Noh-theater in Nederland

Lady Aoi Lady Aoi

Twee foto's van Lady Aoi
(© foto's: Nagashima)


De laatste jaren is er buiten Japan een toenemende belangstelling voor de Japanse toneelvormen te constateren. Zo heeft in april 2004 het Wereld Muziektheater Festival de Noh-theatervoorstelling ‘Lady Aoi’ (Aoi No Ue) naar Nederland gehaald en zijn er in een aantal steden optredens verzorgd door Ryu Noh-no-Kai, een theatergezelschap uit Tokyo. Het betrof overigens een deel van het totale Noh-drama.
Het verhaal 'Lady Aoi' is gebaseerd op een roman uit de elfde eeuw van Murasaki Shikibu. Het beschrijft de gebeurtenissen van de hofdame Aoi No Ue, de vrouw van prins Genji, die tijdens haar zwangerschap ziek wordt. Een tovenares moet er achter komen welke kwade geest bezit van haar heeft genomen. De kwade geest blijkt de verwaarloosde maîtresse te zijn van haar man. Een duiveluitdrijving is de enige mogelijkheid om de hofdame te redden van de dood. Dit gebeurt uiteindelijk door een boeddhistische bergpriester, die later ontboden wordt
Dit gedanste verhaal wordt melodieus gezongen met begeleiding van een op een podium zittend kwartet (hayashi). Ook op het podium zitten nog een aantal muzikanten die de traditionele instrumenten bespelen, zoals de nohkan (fluit), ko-tsuzumi (kleine trom), oh-tsuzumi (middentrom) en taiko (grote trom). De Nederlandse voorstelling (die was voorzien van een Nederlandse boventiteling, zodat iedereen het verhaal goed kon volgen) werd begonnen met een kyôgen (De kersendief), een tussenstuk dat normaal in de pauzes van de 5 noh-delen wordt gespeeld. Daarna volgde een gedanste en gezongen opening, waarna Lady Aoi werd begonnen. Na dit (zeer verkorte) Noh-spel werd nog een traditionele afsluiting gedanst.

Kyôgen
Kyôgen is net als nô ontstaan uit het sarugaku en dus eigenlijk uit het originele sangaku. Het was een humoristisch deel dat tijdens de latere perfectioneringsfase meer zelfstandig werd en in pauzes tussen noh-spelen werd opgevoerd. Deze humoristische stukjes werden 'kyôgen' genoemd. (kyô betekent 'gek')

Nôgaku
Zoals hierboven bij kyôgen vermeld staat, speelde men tijdens de verschillende pauzes tussen de nô-delen, de komische stukjes, de kyôgen. Het geheel van nô en kyôgen wordt nôgaku genoemd.

Kabuki
In 1603 (begin van de Edo-periode) danste in Kyoto een danseres van de Izumoschrijn, Izumo no Ôkuni, samen met een aantal anderen, een combinatie van (min of meer sensuele) volksdansen en heilige dansen, waarbij ook gezongen werd, hetgeen de bevolking zeer aansprak. Hieruit ontstond een vorm van dans en toneel, die men 'kabuki' ging noemen of ook wel kabuki odori. Kabuki betekende 'vreemd' omdat dit geheel door vrouwen opgevoerde toneel voor die tijd ongebruikelijk was. In die tijd speelden prostituees veel vrouwenrollen en dit werd door het Tokugawa shogunaat gezien als slecht voor de publieke moraal. In 1629 bepaalde het shôgunaat dat vrouwen niet meer mochten meespelen. Hierop namen jonge mannen of jongens de vrouwenrollen voor hun rekening (wakashu kabuki). Omdat ook nu de seks toch niet helemaal verbannen kon worden, werd ook deze vorm in 1652 verboden. Hierna ontstond de wat serieuzere vorm (yaro kabuki of kabuki van de man) en het woord 'kabuki' ging men met andere karakters schrijven, die de betekenis van muziek (ka), dans (bu) en vaardigheid (ki) hadden. Deze vorm van theater was, mede door z'n achtergrond en ontstaansgeschiedenis, voor de lagere sociale klassen. De samoerai (de heersende klasse) bekeken deze theatervorm met argusogen en het werd door hen alleen toegestaan in bepaalde uitgaanswijken (net als de prostitutie), zodat men er wel controle over had, hoewel ook de samoerai, vaak vermomd, de voorstellingen bekeken in de kabukitheaters. Het werd erg populair, er werden bepaalde misstanden aan de kaak gesteld en het was een fraai schouwspel door de vaak flamboyante aankleding en kostuums. Het was realistischer theater dan het noh theater, de onderwerpen waren meestal dagelijkse zaken met geld en liefdesverhoudingen. Dit theater stond als het ware midden tussen het volk en mogelijk ook door het type publiek was er vaak een verbaal contact tussen de acteurs en het (vaak jonge) publiek. Het grappige is dat men ook nu nog tijdens een kabukivoorstelling het publiek kan horen roepen om hun favoriete acteurs aan te moedigen, bijv. door het 'huis' waar toe zij behoren te roepen, zoals 'Naritaya'. Deze kreten worden 'Kakegoe' genoemd. (Bedenk dat hier niet onze 'oe' klank is weergegeven maar een afzonderlijke 'o' en 'e' en dat de 'g' klinkt als in het Engelse 'garden'.)

Het oudste nog in gebruik zijnde kabukitheater
van Japan staat in Kotohira (Shikoku)

Net als vroeger moeten de bezoekers van
dit theater gebukt naar binnen.

In de loop van de tijd is kabuki een volwassen theatervorm geworden maar worden alle vrouwenrollen nog steeds door mannen gespeeld. Deze acteurs, onnagata of oyama geheten, zijn heel gespecialiseerd en worden zeer bewonderd. Het gaat vaak over van vader op zoon. Hierbij krijgen zij generatienummers. Zo is van het huis 'Naritaya' het geslacht Ichikawa heel beroemd met Danjuro, zoals Ichikawa Danjuro V, die leefde van 1791-1859.
De kostuums zijn nog steeds spectaculair en ook houdt men van speciale effecten als bliksem en donder of een stevige sneeuwstorm. Het toneel kent allerlei hulpmiddelen, zoals een draaiend platform en een lift waarmee de acteurs opeens kunnen verdwijnen of verschijnen.

De zaal van het theater als de bezoekers
net beginnen binnen te stromen.

Een uitvergroting toont hoe de dames
urenlang op hun kussentje zitten.

Men kan de kabukistukken grofweg in drieën verdelen:
1. Jidai-mono, historische stukken, die het leven uit het feodale tijdperk weergeven, meestal het landleven.
2. Sewa-mono, meer huiselijke taferelen uit de stadse kringen
3. Shosagoto, dansstukken
Kabuki wordt in speciale kabuki-theaters opgevoerd die zijn uitgerust met een kabuki-toneel. Een dergelijk toneel heeft een aantal speciale voorzieningen zoals een draaitoneel (mawari butai) en een lift op toneel (seri) waardoor acteurs snel op het toneel kunnen verschijnen of juist verdwijnen.
Een heel bekend en beroemd kabukistuk is 'Chushingura' of uitgebreider 'Kanadehon Chusingura'. Het is het waargebeurde verhaal van de 47 rônin. Een rônin is een samoerai die zijn meester of heer heeft verloren. Het verhaal speelt zich af in 1701/1702 ten tijde van de shôgun Tokugawa Tsunayoshi.

Chushingura          

Het was in het kasteel van de shôgun Tokugawa Tsunayoshi in Edo dat in de 3e maand van het jaar 1701 een heer Asano Takumi no kami Naganori een andere heer, de hoge functionaris Kira Kozuke no suke, met een zwaard aanviel omdat de laatste Asano Naganori had beledigd. Hierbij werd heer Kira slechts licht gewond maar omdat het gebruik van wapens in het kasteel van de shôgun was verboden werd Asano Naganori veroordeeld tot het plegen van seppuku. Voor hij seppuku pleegde verzocht Asano Naganori zijn volgelingen, 47 samoerai, hem te wreken en daarbij het zwaard te gebruiken dat hij zou gebruiken bij de seppuku. Alle bezittingen van heer Asano werden geconfisqueerd en de 47 samoerai hadden geen meester meer, ze waren dus ronin geworden. Omdat heer Kira wraak verwachtte van de samoerai van Asano, liet hij ze continu in de gaten en met name over de leider van deze samoerai, Ôishi Kura no suke Yoshio, werd alles gerapporteerd. Deze leidde echter een bandeloos leven, bezocht prostituees en was steeds dronken. Hierdoor werden de spionnen van Kira misleid en men verwachtte geen wraak meer. Echter, in de 12e maand van het jaar 1702 overvielen de 46 ronin (één was inmiddels overleden) het huis van heer Kira,  doodden hem met het zwaard zoals zij beloofd hadden en brachten Kira's hoofd naar het graf van Asano Naganori, bij de Sengakuji tempel in Tokyo. Hierop gaven zij zich over aan de politie, wel wetend wat hun te wachten stond. Het was een daad die de ronin verplicht waren aan hun stand als (gewezen) samoerai, sterker nog, het was hun plicht volgens de bushidô (de weg van de samoerai) en daarom had iedereen hier begrip voor. Ook de shôgun begreep dit maar moest ze toch tot de dood veroordelen. Als bijzondere geste mochten zij seppuku plegen, hetgeen hun eer redde.

Toen Chushingura als kabukistuk zou worden opgevoerd werd het als zodanig verboden door de shôgun. Men verplaatste het verhaal hierop naar een eerdere periode (naar de 14e eeuw, ten tijde van shôgun Ashikaga Takauji) en veranderde alle namen. Dit mocht wel en het zou een enorm succes worden. Het wordt nog steeds gespeeld als kabukistuk. Inmiddels is het ook diverse keren verfilmd.

Bunraku
Bunraku is een poppenspel waarbij de poppenspelers ook op een (speciaal) toneel staan. Hierbij zijn  de poppen bijna levensgroot. Veelal worden de poppen door 3 man bediend. De belangrijkste poppenspeler, de 'omozukai' bedient middels stangen en diverse mechanieken, het hoofd van de pop, zoals de gezichtsexpressie en de rechterarm. Een tweede speler bedient de linkerarm van de pop en verzorgt de benodigde attributen, hij heet 'hidarizukai'. De derde, de 'ashizukai' bedient de benen van de pop. De laatste twee spelers hebben zwarte zakken over hun hoofd en worden geacht onzichtbaar te zijn. Het duurt ongeveer 30 jaar voor men als volleerd 'omozukai' kan optreden. Als leerling poppenspeler speelt men eerst ong. 10 jaar als 'ashizukai' (de benenbedienaar), daarna weer 10 jaar als  'hidarizukai' en tenslotte nog eens 10 jaar als aankomend 'omozukai'.

Butoh

Sankai Juku

Sankai Juku
Copyright foto: Sankai Juku


Een moderne Japanse dansvorm die in de jaren zestig van de vorige eeuw werd gecreëerd en ontwikkeld door Hijikata Tatsumi (1928-1986). Hierbij zijn de dansers of danseressen helemaal wit geschilderd en voeren een veelal trage ietwat absurdistisch uitziende dansen op, die fel realistisch kunnen zijn met nadruk op dood en verderf. De groep van Hijikata Tatsumi heet Dairakuda Kan. Een andere butohgroep, Sankai Juku, die ook al in Nederland (Amsterdam) heeft opgetreden, is inmiddels wereldberoemd geworden. Het gezelschap Sankai Juku werd in 1979 door Amagatsu opgericht. Sankai Juku betekent zoiets als: het atelier van de bergen en de zeeën. De kringloop van het leven, die zo belangrijk is bij Butoh-dans, komt ook in deze naam tot uitdrukking. In elke voorstelling speelt de kringloop, de continuïteit van het leven een rol.

Unesco en de Japanse kunst
In 2001 heeft de Unesco in een eerste proclamatie het Japanse nôgaku-theater uitgeroepen tot immateriëel erfgoed van de mensheid. In een tweede proclamatie in 2003 gebeurde dit met het bunraku poppentheater. In een derde en waarschijnlijk laatste proclamatie in 2005, viel deze eer te beurt aan het kabukitheater.


Links

Literatuur

Deze pagina is een onderdeel van Uchiyama's website over Japan
terug naar begin