Inleiding

Mythologie van Japan

Shinto

Mythische schepping van Japan
Boeddhisme
Kami en bosatsu

Klik hier, als links het navigatiemenu ontbreekt.


Shintô (shinto)

shinto.gif (1395 bytes)

shintô.

Het eerste van de twee hiernaast getoonde karakters betekent god of goden. Van dit karakter is de on-yomi  (oorspronkelijk Chinese uitspraak) 'shin', terwijl de oorspronkelijk Japanse uitspraak, de kun-yomi, 'kami' is. Van het tweede karakter is de on-yomi 'tô' of 'dô' (met een lange "o"-klank) en betekent 'weg'. De twee tekens samen (shintô) betekenen dus 'de weg van de goden'. Overigens stamt het woord shintô pas uit begin 15e eeuw en is afgeleid van het oudere woord jindô, dat waarschijnlijk in het begin van de 8ste eeuw werd ingevoerd ter onderscheiding van het boeddhisme (butsudô of 'weg van de Boeddha's). Tegenwoordig gaan er stemmen op die zeggen dat men vroeger met de term jindô verwees naar de goden uit het taoïsme en dus niet naar die van de inheemse religie. Er wordt nog over gediscussieerd en we zullen voorlopig hier voor de vroegere vorm van deze inheemse religie, toch de term shinto blijven gebruiken.
In het Nederlands kennen we alleen het woord shintoïsme en, vreemd genoeg, niet het woord shinto, althans volgens van Dale en het Groene boekje, terwijl shinto een betere weergave is van de oorsprong en onder ingewijden ook meer ingeburgerd is. Helaas weigert van Dale vooralsnog het woord shinto op te nemen. Teneinde de invoering en het gebruik van het woord shinto te stimuleren, zullen we dat hier gebruiken en niet het woord shintoïsme.

toriifushimi.jpg (21719 bytes)

Een vermiljoen geschilderde torii van de Fushimi Inari Taisha in Kyoto.

Voor de oorsprong van het shinto (al heette dat dus toen nog niet zo) moeten we waarschijnlijk terug naar de oorspronkelijke bevolking van Japan: de Ainu, of eigenlijk naar hun waarschijnlijke voorouders, de Jômonmensen. De herkomst van de Ainu bevolking is nog niet helemaal duidelijk maar het lijkt nu toch wel waarschijnlijk dat zij directe afstammelingen zijn van Jômonmensen, die naar het noorden werden verdreven door Yayoi-mensen die toen (rond 300 v. C.) vanuit het vasteland van Azië Japan binnenkwamen. Hoewel de Ainu ook vele goden en vooroudergeesten vereerden en natuurverschijnselen vergoddelijkten, waren het waarschijnlijk de Yayoi die shinto als zodanig introduceerden, weliswaar met vele elementen erin van de Jômoncultus maar ook zien we elementen uit het sjamanisme. Overigens heette het toen nog niet shinto, die naam is pas gekomen toen men het wilde onderscheiden van het boeddhisme.
Een belangrijke reden voor het houden van een cultus was de rijstbouw. Men richtte zich hierbij tot de geesten of goden, de kami, men ging bidden en organiseerde feesten om de kami gunstig te stemmen voor een goede oogst en deed later hetzelfde uit dankbaarheid als de oogst goed gelukt was. Deze kami hadden een wat andere achtergrond als de westerse goden en men kan ze dan ook niet direct vergelijken. Eigenlijk moeten we shinto zien als een oergodsdienst ontstaan uit het volk en daardoor kent shinto geen stichter of leider, geen dogma's en geen heilig boek of heilige teksten.
We zouden shinto ook kunnen vergelijken met onze oude Germaanse cultussen, waarin vele goden, zoals bijv. de bekende Wodan, een rol speelden. Hier in het westen zijn deze echter allemaal verdrongen door het christelijke geloof, dat een samengaan met de bestaande polytheïstische ideeën niet accepteerde en mede door handige annexatie van de 'heidense' gebruiken (feesten als kerstmis en Pasen) deze compleet overvleugelde en verdrong. In Japan werd alleen later (in de 6e eeuw) het boeddhisme geïntroduceerd dat heel handig op het shinto inspeelde en de vele Boeddha's en bosatsu's naast en dus niet tegenover de vele kami uit het shinto plaatsten. De bosatsu Kannon en Jizo worden ook in een shintoheiligdom (jinja) geëerd, terwijl we bijv. Hachiman, de kami van de oorlog, ook in boeddhistische tempels terugvinden. Boeddhisme en shinto kunnen we beide zien als polytheïstisch (hoewel het boeddhisme eigenlijk geen goden kent maar Boeddha's en bosatsu's) en hoeven wat dat betreft dus niet lijnrecht tegenover elkaar te staan.

Kami

shimenawa en gohei

Een mooi voorbeeld van een shimenawa om een heilige boom. Aan de shimenawa hangen vier shide.


Een wezenlijk facet van shinto zijn de kami. Wat of wie zijn nu die kami? In feite zijn de kami een verzameling van geesten van allerlei soorten.
Zo zijn er de kami die betrokken zijn geweest bij de schepping van Japan, zoals Izanagi, Izanami en Amaterasu, alsmede alle kami die tijdens dit tijdperk ontstaan zijn. We zouden al deze kami kunnen vergelijken met de goden uit het Griekse pantheon. Goden met menselijke trekjes die ook allerlei avonturen beleefden en streken uithaalden. Afgezien van het feit dat van deze kami Amaterasu als belangrijkste wordt gezien kent men nauwelijks een soort hiërarchie. Tijdens het hele scheppingsproces worden ook allerlei ander kami geschapen die een duidelijke functie op aarde krijgen, zoals bijv. Inari, de rijstkami. Daarnaast kent men vreemdsoortige kami als demonen of 'oni', een soort duivelse figuren en 'kappa' of watervampiers. Deze laatste zijn de meest woeste wezens, slijmerig met schubben. Een grote groep kami zijn de anonieme kami in de natuur. In elk natuurverschijnsel, in elk vreemd gevormde steen of boom kan een kami huizen. Dergelijke stenen, bomen of bergen kunnen dan heilig worden verklaard, zoals de berg Fuji, of een grote boom, zoals op de foto. Deze boom wordt dan voorzien van een heilig touw (shimenawa) en papieren stroken (shide). Overigens kunnen kami ook in kleinere of ogenschijnlijk minder belangrijke voorwerpen huizen. In Japan kan men bij een  heiligdom, bij stenen of bomen of zomaar op andere heilige plekken, een shimenawa aantreffen, voorzien van shide. Een shimenawa is een heilig touw, een speciaal gedraaid touw van rijststro. Daaraan hangen meestal papieren stroken ("shide"), die op een speciale manier gevouwen zijn. De shide is meestal van papier en soms van metaal. Het is in feite een lange strook die vanaf beide kanten wordt ingescheurd en dan om en om wordt gevouwen, maar elk heiligdom (of jinja) heeft zijn eigen specifieke shide. Een shide is in feite een gestileerd overblijfsel van de vroegere offerandes.
Als laatste kunnen we de groep kami noemen die voor Japanners erg belangrijk is, de voorouderkami.
Als mensen zijn overleden treedt de geest uit het lichaam en voegt zich bij de andere kami. Deze kami worden vereerd door de kinderen en krijgen in het huisaltaar (kamidana) allerlei offers aangeboden, met name bij speciale gebeurtenissen. Als tegenprestatie beschermen de kami de kinderen tegen allerlei onheil. Omdat deze voorouders dus nog steeds een rol spelen als kami is de voorouderverering nog steeds heel belangrijk. Daarom is gezichtsverlies met name tegenover de voorouders een belangrijke zaak, omdat zo ook de kami van de overledenen bezoedeld worden. De uitgetreden geest overleeft het lichaam 33 jaar. Na 33 jaar wordt nog een dienst ter ere van deze geest gehouden omdat de kami zich dan voegt bij alle andere kami en in de anonimiteit verdwijnt.
Voor sommige belangrijke figuren was het mogelijk om als niet-anonieme, als een 'functionele' kami te blijven voortbestaan. Voorbeelden hiervan zijn keizer Ojin, die als kami Hachiman, een oorlogskami, blijft voortleven. Hij is trouwens typisch een voorbeeld van een kami die ook geëerd wordt in boeddhistische tempels. Zo is hij de beschermgod van Tôdaijitempel in Nara en heeft hij een eigen shintoschrijn in Kamakura.
Er is in feite geen bepaald aantal kami. Men spreekt wel over acht miljoen kami (yaoyorozu no kami) maar hiermee bedoelde men 'een heleboel kami'.

Heian

Heianschrijn, een bekende shintoheiligdom  in Kyoto, geheel in het vermiljoen.

Een shintoheiligdom
Aanvankelijk kende men nauwelijks tempels en officiële diensten. Die zijn pas later geïntroduceerd. Wel gebruikte men kleine eenvoudige gebouwtjes, waarschijnlijk een soort voorraadschuur, voor kleine ceremonieën. De tempel in Ise, de huidige hoofdtempel van het shinto, lijkt nog sterk op zo'n vroegere voorraadschuur. Later zijn de tempels groter geworden en door de introductie van het boeddhisme zijn beide soorten tempels veel op elkaar gaan lijken. Een shintoheiligdom wordt met een algemene benaming 'jinja' genoemd, meestal vertaald met 'schrijn' of 'heiligdom' (het woord schrijn bestaat officieel echter niet in het Nederlands voor een heiligdom, het gebruik is afgeleid van het Engelse shrine). Ook de benaming 'jingû' en 'taisha' komt men tegen, maar dat zijn aanduidingen die aangeven dat het om een zeer belangrijke tempel gaat, zoals 'Ise jingû'. Een shintoheiligdom zien er zeer sober uit en lijken veel op de boeddhistische tempels (tera of dera). Ze zijn vaak vermiljoen geschilderd, maar niet altijd. Een vermiljoen geschilderde tempel is dus wel een shintoheiligdom, maar een ongeschilderde tempel kan zowel een shintoheiligdom als een boeddhistische tempel zijn. De toegang tot een shintoheiligdom gaat bijna altijd via een poort of "torii" en achter de torii bevindt zich dan de heilige grond. Een torii is dan wel een duidelijk teken dat het een shintoheiligdom betreft, terwijl de aanwezigheid van een pagode op een boeddhistische tempel wijst. Voor het ontstaan van de torii als shintosymbool, zie de pagina over de mythische schepping van Japan.

shintopriester

Een shintopriester met een shaku in zijn hand.

Een shintoheiligdom kent priesters, maar niet alle heiligdommen hebben een eigen priester, veelal hebben meerdere (kleine) heiligdommen samen één priester, want sommige kleine heiligdommen worden nauwelijks, alleen met hoogtijdagen, zoals met Nieuwjaar of bij een feest van het plaatselijk heiligdom (matsuri). De taken van een priester bestaan voornamelijk uit het leiden van speciale ceremoniën met bepaalde rituelen, zoals een trouwceremonie. De hoofdpriester heet gûji, maar er zijn ook andere benamingen, die afhankelijk zijn van de status van de tempel  en de positie van de priester binnen de tempel, zoals kannushi, shinshoku, gongûji en negi. De kleding van de shintopriester lijkt nog steeds erg op de kleding ten tijde van het vroegmiddeleeuwse hofleven. De priester draagt zwarte houten klompen, de asagutsu, en in de handen heeft hij, als teken van zijn waardigheid, een platte licht gebogen plank, de shaku.
De priesters worden vaak geassisteerd door jonge meisjes, die 'miko' heten. Zij zijn met name verantwoordelijk voor het opvoeren van een dans, de kagura. Vroeger geloofde men dat men stierf als de ziel het lichaam verliet. Om de ziel weer terug te halen werd de kagura opgevoerd. De 'miko' zijn jonge meisjes die nog niet gemenstrueerd hebben. Vaak (maar tegenwoordig is men wat soepeler met vrouwen) moeten zij de tempel verlaten als de ouders zijn overleden of zodra zij menstrueren, omdat dood en bloed onrein zijn. Priesterschap was vroeger erfelijk maar tegenwoordig kan iedereen daar een opleiding voor volgen en is het ook meestal een deeltijdbaan. Een priester heeft er veelal een andere baan bij, bijv. bankdirecteur o.i.d.

Shinto in het dagelijks leven
Shinto is gebaseerd op de oude gebruiken, zoals vermeld in de oude mythologische verhalen die uit overlevering bekend waren maar die later (begin 8ste eeuw) zijn vastgelegd in kronieken, de Kojiki en de Nihon shoki.  Naast deze verhalen stelt men de relatie van de mens met met de natuur centraal. Nog steeds speelt de natuur en de schoonheid van de natuur een hele grote rol in het leven van de Japanner. Gebruiken als 'kersenbloesemfeest' (hanamatsuri) en 'maankijken' (tsukimi) zijn daar duidelijk uitvloeisels van.
Tot de Meijirestauratie in 1868 kunnen we shinto zien als veelal lokale gebeurtenissen, niet verenigd tot één grote godsdienst, waarbij veel shintotempels gelieerd zijn geraakt aan boeddhistische tempels. In 1868 grijpt een nieuwe stroming, die enerzijds vernieuwing naar westerse ideeën wil maar ook weer meer macht bij de keizer, terug op oude traditionele typisch Japanse ideeën als shinto. Shinto maakt zich los van het boeddhisme en wordt staatsgodsdienst, met de keizer als groots middelpunt, die immers een directe afstammeling is van de zonnegodin Amaterasu. Men gaat zelfs nog verder door te stellen, overigens in navolging van vroegere shintogeleerden, dat Japan hét uitverkoren land van de goden is en het enige land dat zo door de goden is geschapen. Dit wakkert duidelijk nationalistische gevoelens aan en rechtvaardigt later het Japanse imperialisme. Als uitverkorene kan men immers anderen onderwerpen. Na de Tweede Wereldoorlog hebben de Amerikanen een scheiding tussen godsdienst en staat aangebracht, hetgeen niet wegneemt dat keizer nog steeds een zeer belangrijke rol speelt in diverse shinto gebeurtenissen en nog steeds elk jaar een bezoek brengt aan de hoofdtempel in Ise.

Ook al heeft shinto tot halverwege de 19de eeuw slechts lokaal een rol gespeeld, het waren wel overal diepgewortelde ideeën en daardoor zit het gedachtegoed nog steeds diep verankerd in de Japanse ziel. Rijstbouw bijvoorbeeld heeft een zeer diepe shinto achtergrond en ook andere shinto gebruiken vindt men nog steeds terug, zoals de shimenawa met de shide, die men op nieuwjaarsdag (shôgatsu) boven de deur van een woonhuis kan aantreffen. Het brengen van geluk en het weren van duivels of boze geesten is het primaire doel.

meisjes in tempel

meisjes in een tempel

De manier van denken van de Japanner is van oudsher beïnvloed door het shinto (natuurlijk ook wel door het boeddhisme, taoïsme en confucianisme). Bijv. bij de samoerai waren zijn manier van denken en vechten, waarbij eer, moed en loyaliteit centraal stonden, voor een belangrijk deel afgeleid uit het shinto en deze gedragscode was neergelegd in de 'bushidô' (de weg van de krijger). De invloed hiervan op de gewone burgerbevolking was erg groot, mede doordat de samoeraiklasse gezien werd als hoogste sociale status in Japan in de 15-19e eeuw. Ook nu nog denkt men veel volgens shinto-lijnen en wordt er veel gebeden in een shintoheiligdom. Men wendt zich dan tot de kami, of meestal tot één van hen, en bidt voor succes, voor kinderen, voor een goede afloop van een examen of een transactie, voor vrienden etc. Dit bidden gebeurt door de bel te luiden (via het touw) om de aandacht van de kami te trekken. Vervolgens wordt er tweemaal gebogen en klapt men, eveneens tweemaal, in de handen en buigt nog eens. Om de kami gunstig te stemmen kan men ook nog geld in een doos (de saisen-bako) gooien.

De invloed van het shinto op het dagelijks leven kan men terugvinden in verschillende gebeurtenissen die nog steeds plaatsvinden, ondanks het feit dat veel Japanners het shinto tegenwoordig vaak een beetje lacherig afdoen. Zowel bij de geboorte, in de jeugd, bij het trouwen en later heeft bijna iedere Japanner te maken met speciale, typische shinto gebeurtenissen. shinto is typisch een religie bedoeld voor het leven. Men stelt weliswaar dat de geest bij het overlijden het lichaam verlaat en kami wordt, maar meer heeft men de mensen bij overlijden niet te bieden, mede omdat bloed en dood door shinto als onrein worden gezien. Het boeddhisme biedt mensen wel een soort verlossing uit het lijden van het leven door het doorbreken van de kringloop van geboorte en overlijden. Het shinto wordt dus gezien als een religie voor het leven en het boeddhisme als een religie voor de dood, vandaar dat het trouwen vaak op shintowijze gebeurt en begraven of cremeren op boeddhistische wijze plaatsvindt.

Belangrijke gebeurtenissen voor shinto zijn:

Hatsumôde

De gang naar een shintoheiligdom ter gelegenheid van het nieuwe jaar. Op nieuwjaarsdag (plus nog een aantal dagen daarna) gaan miljoenen Japanners naar een shintoheiligdom om te bidden voor een goed jaar.

Omiyamairi
officieel: hatsumiyamairi

De eerste officiële gebeurtenis van een kind (baby) waarbij de ouders met hun baby naar een shintoheiligdom gaan om de kami te bedanken voor de geboorte en te bidden voor geluk en gezondheid voor de baby. Als het een jongen is, gebeurt dit 31 of 32 dagen na de geboorte. Bij een meisje na 33 dagen. Tegenwoordig wordt hier wel van afgeweken en kijkt men meer naar het weer en de conditie van het kind.

Shichi-go-san

Bidden voor geluk in een shintoheiligdom op of rond 15 november voor 5 jarige jongens en 3- en 7 jarige meisjes. De kinderen, evenals de moeders, dragen dan de traditionele kleding. Shichi-go-san betekent 7-5-3, de betreffende leeftijden van de kinderen.

Yakudoshi

Letterlijk betekent dit: 'ongelukkige jaren'. Dit zijn shinto-elementen uit het taoïsme, waarbij bepaalde leeftijden als ongelukkig worden gezien en men meer kans heeft op ongelukken of een slechte gezondheid. De 'slechtste' zijn 33 jaar bij vrouwen en 42 jaar bij mannen. Men gaat dan vaker naar de tempels en koopt ook meer gelukbrengende amuletten.

Jichinsai

Een ceremonie die plaatsvindt vóór het bouwen van huis of gebouw. Men verontschuldigt zich tegenover de kami die daar wonen dat men juist daar gaat bouwen en bidt dat de bouw zonder ongelukken zal plaatsvinden. Jichinsai betekent: grondbrekende ceremonie.

Shunkôshiki

Een vergelijkbare ceremonie als hierboven, maar nu bij het einde van de bouw en bij een huis vóór het bewonen ervan. Men dankt de kami dat het bouwen zonder ongelukken heeft plaatsgevonden en men bidt voor een lang en gezond leven in dit huis.
Het is duidelijk dat men bij Hatsumôde, Omiyamairi en Shichi-go-san naar een shintoheiligdom toegaat, maar bij Jichinsai en Shunkôshiki komt de hoge shintopriester, vaak een Gûji, naar het bouwwerk toe.


Ook zijn er vele feesten of matsuri die typisch shinto zijn en die veelal verbonden zijn met een bepaald shintoheiligdom.

Zoals boven al is genoemd, is een onderdeel van shinto ook het bidden voor geluk of andere zaken (examen, kinderen, gezondheid e.d.) om zodoende te proberen het lot te beïnvloeden. Hiervoor zijn in Japan en dan met name bij de shintoheiligdommen allerlei amuletten te koop, zoals 'ema', een houten votieftablet waarop van origine de afbeelding van een paard was aangebracht. Het woord 'ema' is afgeleid van twee karakters en betekent 'afbeelding van een paard'. Vroeger werd het paard gezien als de boodschapper tussen de kami en mensen en degene die iets speciaals wilde moest een paard aan de kami offeren. Natuurlijk konden de meesten zich dit niet veroorloven en schonk men een aardewerk beeldje van een paard. Men heeft geconstateerd dat dit al in de 7e eeuw werd gedaan. Later werden de aardewerk beeldjes vervangen door houten plankjes en dit zijn dus eigenlijk offerplankjes. Tegenwoordig wordt een verzoek aan de kami op de ema geschreven en onder het opzeggen van een gebed opgehangen bij de tempel.

omikuji

De Heian Jingû schrijn in Kyoto met honderden omikuji gestrikt in de struiken.

Heel bekend zijn de 'omikuji'. Dit zijn papieren strookjes waarop een voorspelling staat en die men koopt bij de tempel door een bamboestokje uit een doos te trekken. Dit stokje is verbonden met een bepaald papiertje waarop de voorspelling staat. Dit papiertje wordt daarna aan een tak van een struik bij de tempel gestrikt. Men kent verschillende soorten voorspellingen: daikichi (veel geluk), kichi (geluk), shôkichi (klein beetje geluk) en de kyô (ongeluk).

Daarnaast kent men ook nog een 'omamori' een talisman die kracht geeft, geluk brengt en slechte geesten weg houdt. Deze worden veel gekocht op bijzondere dagen, zoals bijvoorbeeld op hatsumôde, de gang naar de schrijn op 1 januari.

Shinto in Nederland
In Nederland kennen we ook een shintotempel (in Amsterdam) met shintomeester Paul de Leeuw.
Voor meer informatie over de Japanese Dutch Shinzen Foundation, zie bij de links.

 

*) Het Nederlandse woord shintoïsme is waarschijnlijk gevormd naar analogie van o.a. het woord boeddhisme, hoewel dat een andere afleiding heeft (afgeleid van een persoon Boeddha). De Japanners zelf noemen het shintô (shinto), dus waarom shintoïsme?
Het Engels kent wel zowel shinto als shintoïsme. Er is ook veel verwarring rond shinto. Zo zegt het Grote Prisma woordenboek Nederlands over shintoïsme: Japanse boeddhistische staatsgodsdienst.
De 'kleine van Dale' (van Dale Hedendaags Nederlands) schrijft voor shintoïsme: Japanse godsdienst op boeddhistische grondslag. Ook dit laatste geeft m.i. een verkeerd beeld.


Links

Literatuur

Deze pagina is een onderdeel van Uchiyama's website over Japan
terug naar begin