Japanse economie

Klik hier, als links het navigatiemenu ontbreekt.


Economie en bedrijfsleven

In de afgelopen jaren zijn er duizenden boeken geschreven over het wonder van de Japanse economie.  Verwacht hier dus niet het ultieme antwoord op het waarom en hoe van het wonder van de plotselinge grote groei van de Japanse economie. Toch zijn er voor deze grote groei wel duidelijke oorzaken aan te wijzen, maar hiervoor is het noodzakelijk terug te gaan in de Japanse geschiedenis.

Men dient te bedenken dat Japan tot aan het eind van de Tweede Wereldoorlog nooit door een buitenlandse mogendheid bezet is geweest. Weliswaar hebben de Mongolen o.l.v. Kubilai Kahn in 1274 en later nog eens in 1281 geprobeerd Japan binnen te dringen maar beide keren werd dit door een tyfoon ('kamikaze' of 'godenwind') voorkomen. Dit zijn overigens de twee enige pogingen geweest die ooit zijn ondernomen. Ook tijdens de openstelling van Japan, na de Tokugawaperiode, is Japan nooit bezet geweest en is dus nooit overwonnen door een vreemde mogendheid. Vergelijk dit eens met een land als China. Voeg daarbij dat Japan altijd een samenleving is geweest waarbij de militaire kaste de boventoon voerde en tijdens de Tokugawaperiode (1603-1868) vormden de samoerai met al hun trots zelfs officieel de hoogste sociale klasse. Mede hierdoor hebben de Japanners door de eeuwen heen een zeker (militair) superioriteitsgevoel ontwikkeld, bijv. t.o.v. de Chinezen en de Koreanen. Dit zien we ook weer terug na de Meijirestauratie (1868), alsmede vóór en tijdens de Tweede Wereldoorlog.

Tot aan de openstelling van Japan in 1854 is Japan een voornamelijk agrarisch land met een feodale heerschappij geweest. Tot die tijd was elk contact met het buitenland verboden, behalve de omschreven en beperkte contacten met een handvol Nederlanders op Deshima. Derhalve kan men stellen dat Japan tot die tijd economisch geheel onafhankelijk was het buitenland en in zijn eigen behoeften kon voorzien (autarkie). Na de openstelling zag men de westerse verworvenheden en op de Japanse manier werden westerse technieken binnengehaald, zoals men vroeger de Chinese cultuur had geadopteerd. In 1874 werden bijvoorbeeld al de eerste hoogovens in gebruik genomen. De industrialisering was begonnen en zou niet meer stoppen. De economie begon te groeien en men zag zich al boven de andere Aziatische landen als China en Korea uitgroeien.
Niet veel later durfde Japan het aan om zijn krachten te meten met een westers land (Rusland) in de Russisch-Japanse oorlog (1904-1905) die door Japan werd gewonnen, hetgeen hun gevoel voor eigenwaarde enorm deed toenemen.
In de jaren tot de Tweede Wereldoorlog nam de industrialisering fors toe al werkte het merendeel van de Japanners nog steeds in de landbouw. De boeren, die van oudsher al zeer arm waren, zagen een kans op een beter leven in deze industrie, waardoor deze industrie om die reden de beschikking had over goedkope arbeidskrachten.

In de Tweede Wereldoorlog werd Japan volledig plat gebombardeerd en was de economie geheel verlamd. De Amerikaanse bezetters (vanaf augustus 1945) zagen heel duidelijk de strategische mogelijkheden van Japan door zijn ligging t.o.v. Rusland en hielpen met de wederopbouw. Hoewel dit zeer cynisch is, werkt het natuurlijk goed om vanuit een plat gegooide samenleving weer een nieuwe economie op te bouwen, zeker met de hulp van een grote mogendheid, die hier belang bij had.
Een volgende belangrijke factor was het uitbreken in 1950 van de Koreaanse oorlog. Amerika was hierbij betrokken en zij hadden ter plekke veel militair materieel nodig. De beste oplossing bleek de fabricage van dit materieel in Japan. Het mes sneed aan twee kanten: men stimuleerde de Japanse economie en men had het materieel vrijwel direct ter plekke. Dit is inderdaad een geweldige stimulans voor de Japanse economie gebleken. Waarschijnlijk was het zonder die Koreaanse oorlog geheel anders gelopen met de economische ontwikkeling van Japan.
Maar Japan zelf pakte ook e.e.a. voortvarend aan. Een zeer belangrijke stap is de oprichting in 1949 geweest van het MITI (Ministry of International Trade and Industry,  ministerie van handel en industrie). Deze MITI werd wel de 'economische generale staf' genoemd (Chalmer Johnson in zijn publicatie 'MITI and the Japanese Miracle') en dit geeft heel goed de werkwijze van MITI aan. MITI werd een zeer belangrijke, machtige, invloedrijke en stimulerende kracht in de ontwikkeling van de Japanse technologie en economie. Vanuit MITI stuurde en controleerde men centraal de nieuwe technologische vernieuwingen en ontwikkelingen binnen bedrijven. Bedrijven, die meededen aan door MITI gesteunde of gestuurde projecten konden bijv. rekenen op garanties en goedkope geldleningen waardoor het mogelijk werd om dure (elektronische) projecten te ontwikkelen, die zonder een dergelijke gestuurde steun onmogelijk geweest zouden zijn. Op deze wijze kon men ook bedrijven laten samenwerken, die anders elkaars concurrent geweest zouden zijn.
Bij dit alles speelt natuurlijk ook de Japanse 'groepscultuur' een belangrijke rol, waardoor men gezamenlijk, als groep, probeerde de naoorlogse moeilijkheden te overwinnen.

Groei BNP

In deze grafiek zien we het percentage groei van het BNP
(van 1960-1986) ten opzichte van het jaar ervoor. Hoewel de groei dus wel kleiner wordt blijft het BNP groeien, met enkele duiken in 1962, 1965 en zelfs 0 % groei in 1974.

In 1951 was het BNP (Bruto Nationaal Product) weer terug op het peil van voor de oorlog en vanaf ongeveer het midden van de vijftiger jaren tot rond de jaren 80 zien we een verdere gestage groei van de Japanse economie. We zien dit in de groei van het BNP, tot 1973 ongeveer 10% per jaar, later zo'n 4%. Gedurende deze periode waren er wel 4 grotere inzinkingen, in 1962, 1965, rond 1970 en in 1974. De laatste werd veroorzaakt door de oliecrisis. Door de oliecrisis bleek Japan te kwetsbaar te zijn omdat men voor de totale energievoorziening (lees olie) afhankelijk was van andere landen. De Japanse regering stimuleerde bij de burgers het sparen, waardoor de banken en bedrijven over veel geld konden beschikken.
De enorme groei van het BNP maakte dat Japan steeds meer exporteerde dan importeerde, hetgeen een overschot op de handelsbalans opleverde. Deze onbalans veroorzaakte weer (protectionistische) maatregelen bij andere landen en met name met de Verenigde Staten leidde dit tot irritaties. De westerse landen verweten Japan  dat het de eigen markt teveel afschermde voor westerse producten. De Japanse markt is voor westerse bedrijven vrij ontoegankelijk mede door de ingewikkelde bevoorradings- en transportsystemen.
De Japanners zelf verwijten overigens hun regering dat men teveel geld in de economie stopt en te weinig in de sociale sectoren van de samenleving. Er moet nog erg veel worden gedaan aan zaken als oudedagvoorzieningen, pensioenen, infrastructuur, woningbouw en allerlei sociale voorzieningen, als speciaal onderwijs en opvang van zieken en bejaarden.

In het westen zijn natuurlijk de eerste goedkope Japanse (kopie) producten bekend, die aanvankelijk onze markten overstroomden. Bedenk echter hierbij dat het in Japanse ogen belangrijk is om altijd eerst de 'meester' te evenaren om pas daarna eventuele eigen ontwikkelingen te gaan volgen. Het kopieergedrag was dus niet in eerste instantie een goedkope manier om een markt over te nemen (al is het wel mooi meegenomen) maar diende ook gezien te worden als een stuk cultuurerfgoed. Dit zelfde gedrag ziet men bijvoorbeeld overduidelijk terug in de kwaliteitscontrole. Op dit ogenblik is  Japan eigenlijk de leidende natie op dit gebied en probeert het westen dit met allerlei ISO normen te evenaren. De Japanners zeggen zelf dat zij dit van de Amerikanen geleerd en overgenomen hebben, alleen hebben zij dit veel consequenter toegepast hetgeen geresulteerd heeft in kwalitatief hoogstaande apparatuur, zoals bijv. video- en fotocamera's en auto's. Ook nu nog scoren bijv. Japanse auto's hoog in de lijst met minste mankementen (vlgs. Consumentenbond) en gelden de Japanse fotocamera's van fabrikanten als bijv. Nikon, Canon e.a. als uiterst betrouwbaar.
Er is nog een belangrijk verschil tussen de westerse en Japanse productiemethoden. De westerse producenten van consumentenproducten hebben nogal eens de neiging om eerst producten te produceren om ze daarna met een dure reclamecampagnes aan de man te brengen. Japanse firma's gaan eerst eens de markt verkennen en onderzoeken wat de consument zou willen en wat de eisen daarbij zijn. Een bekend voorbeeld was dat van een Amerikaanse firma die de Japanse markt probeerde te veroveren met grote Amerikaanse koelkasten. Helaas was men vergeten dat de Japanners zeer klein behuisd zijn en helemaal geen plaats hebben voor een grote Amerikaanse koelkasten, waardoor de hele campagne flopte.

Natuurlijk kan men een gecompliceerde zaak als (explosieve groei van) 's lands economie niet verklaren met een paar statements en moet het duidelijk zijn dat een samenvatting in een paar punten een wel erg simpele weergave van zaken is. Desondanks lijkt het zeer waarschijnlijk dat een aantal van de bovengenoemde punten belangrijk, zo niet doorslaggevend, zijn geweest:

1. Een bepaalde mate van superioriteitsgevoel met de sterke wil dit tot uiting te brengen.
2. Een sterk groepsgevoel.
3. Verlies en totale verwoesting in de oorlog, complete wederopbouw met de hulp van Amerika.
4. Uitbreken van Koreaanse oorlog in 1950.
5. Oprichting van MITI in 1949, met zijn sterk centraal sturende en controlerende macht.

Een link naar de laatste artikelen over de Japanse economie:
http://fullcoverage.yahoo.com/fc/Business/Japan_Economy/

Zaibatsu - Keiretsu
Een typisch Japans fenomeen is het begrip Zaibatsu (letterlijk betekent dit 'financiële groep'). Het is al vroeg ontstaan tijdens het Tokugawa shogunaat. Aanvankelijk waren dit banken, die later andersoortige bedrijven opkochten of vormden en zo een groot conglomeraat lieten ontstaan van allerlei soorten bedrijven, zoals bijv. scheepswerven, rondom de bank. Het werden zeer grote en machtige consortia. Eén van de oudste is Mitsui, die in de Tokugawatijd al als bankiers optraden. Andere als Mitsubishi, Sumitomo en Sanwa ontwikkelden zich na de Meijirestauratie (na 1868) toen ze allerlei voorrechten kregen van de Japanse regering om de economie weer op gang te krijgen. Zij werden steeds machtiger, rond 1937 bijv. beheerden de 4 grootste zaibatsu ongeveer 1/3 van alle bankzaken in Japan, 1/3 van de buitenlandse handel en 1/2 van de scheepsbouw. Tevens hadden zij goede connecties met de belangrijkste politieke partijen en konden dus makkelijk allerlei zaken manipuleren.
Na de Tweede Wereldoorlog verboden de Amerikanen deze zaibatsu. Dit konden zij doen omdat ze immers de bezettende macht waren, maar in de vijftiger en zestiger jaren van de vorige eeuw kwamen deze conglomeraten toch weer terug maar nu onder de naam 'keiretsu'.

Recente ontwikkelingen
Het zal natuurlijk niemand zijn ontgaan dat er sinds een tiental jaren een economische crisis aan de gang is in Oost-Azië, waaronder Japan. De situatie in Japan ligt weliswaar duidelijk anders dan in bijv. Thailand, want Japan is een rijk land, het heeft bijv. de grootste dollarvoorraad ter wereld met zo'n  300 miljard dollar aan Amerikaanse staatsobligaties.
Tegen 1990 kwam de grote economische groei tot stilstand toen opeens bleek dat veel door banken gefinancierde zaken gebakken lucht bleken te zijn. De banken waren erg makkelijk geweest met het verstrekken van leningen aan allerlei ondernemingen zonder voldoende te kijken naar de toekomstperspectieven, voornamelijk omdat er nog overal groei inzat. Toen het tij rond 1990 ging keren, de stijging van grond- en aandelenprijzen stokte, kwamen vele bedrijven, die zo makkelijk geld geleend hadden, in de problemen waardoor banken met veel oninbare leningen kwamen te zitten. Nog steeds gaan veel bedrijven failliet maar het ministerie van Financiën zorgt er wel voor dat er geen banken failliet kunnen gaan.
Het probleem is ook dat er erg veel geld onder de mensen zit, de Japanners zijn harde spaarders, maar willen dit geld niet besteden voor aankopen. Ze houden het, mede gezien de economische ontwikkelingen, liever op de bank. Het gespaarde geld is ook bedoeld voor de oude dag van Japanners, die daar voor een groot deel zelf voor moeten zorgen. Dit gebrek aan bestedingen vertraagt natuurlijk juist weer de ontwikkeling van de economie en zo is de bekende vicieuze cirkel ontstaan.
De Japanse regering heeft er ook veel geld in gestopt om de economie weer aan te laten trekken maar voorlopig nog zonder veel succes. Omdat de Japanners hun geld op de bank zetten i.p.v. besteden gaan de bedrijven meer exporteren en dit maakt dat het toch al grote handelsoverschot nog groter. Daardoor wordt de Yen duurder en dit maakt herstel van de economie nog moeilijker. Het zijn overigens niet alleen particulieren die niet willen uitgeven, ook bedrijven kijken liever de kat uit de boom en voelen er nog niet zoveel voor om te investeren. 
De Japanse regering heeft steeds de rente verlaagd met het idee dat men dan minder spaart en meer gaat kopen maar dat is niet gebeurd. De Japanners vertrouwden de situatie niet en hielden gewoon de hand op de knip. .
Totaal gezien is er een zeker deflatie ontstaan, de prijzen zakken. Om dit te beperken gaat de Japanse bank geld bijdrukken, zo zou het geld minder waard worden en hoopt men op een lichte inflatie. Daarnaast is de Yen wat gedevalueerd, hij is goedkoper geworden, om op die wijze de economie aan te wakkeren.
Eigenlijk zou er flink gesaneerd moeten worden in de bedrijfswereld, zoals in de bouwwereld, maar de grootste politieke partij, de LDP, die al vijftig jaar regeert, heeft veel relaties en verplichtingen  met de het bedrijfsleven en weigert om die reden de zaak grondig aan te pakken. Inmiddels lijkt er nu (2007) een licht herstel op te treden. Dit herstel lijkt echter weer te worden verstoord door de kredietcrisis.

Kredietcrisis
Zoals hierboven al werd vermeld, was de rente in Japan heel laag. Veel beleggers leenden grote sommen yens tegen een lage rente en gebruikten dit geld voor lucratieve beleggingen en zo verdienden zij kapitalen (carry trade). Dit is lange tijd goed gegaan, maar toen de kredietcrisis zich aankondigde en de opbrengsten van de beleggingen achteruit holden, moesten de leningen weer snel worden afgelost. Hierdoor werd de vraag naar yens steeds groter, dus steeg de waarde en dus steeg de koers. Dat is inmiddels duidelijk gebeurd, een aantal maanden geleden meldden we hier nog een koers van 0,6 (¥ 100 yen = € 0,6), nu ligt de koers op 0,9 en moet er dus bijna al een hele euro betaald worden voor 100 yen. Dat is natuurlijk ongunstig voor de Japanse economie. Niet alleen dat het toerisme zal teruglopen, de export zal het hierdoor ook moeilijk krijgen, ook al omdat de vraag buiten Japan naar Japanse producten (elektronica e.d.) vermindert door de huidige financiële crisis en de wereldwijde angst voor een recessie. De grote bedrijven zoals de elektronicagiganten als Sony, maar ook (eigenlijk vooral) de autofabrikanten als Toyota maken moeten nu grote verliezen incasseren. Inmiddels heeft de centrale bank van Japan de rente verlaagd naar 0,1%, maar met name de export is afhankelijk van de buitenlandse (financiële) situatie.

Werkeloosheid
Door de enorme groei en hoge productiviteit kende Japan tot 1973 nauwelijks werkeloosheid. Tot het begin van de tachtiger jaren zien we een lichte stijging van werkeloosheid, die rond 1980 ongeveer 2 tot 3 % bedraagt. Dan begint in Japan, wat wel de luchtballonnen-economie wordt genoemd. Alles kan en, zoals boven al genoemd, verstrekken de banken op grote schaal leningen. De werkgelegenheid trekt weer aan en het werkeloosheidspercentage zakt weer tot bijna 0 %. In 1990 komt de grote klap, de groei van de productiviteit wordt minder en voor het eerst is deze lager dan die van Amerika.
DakloosHad men vroeger nog allerlei maatregelen achter de hand om de productiviteit weer te verhogen, deze zijn er niet meer of werken niet meer. De werkeloosheid gaat weer stijgen en in het begin van negentiger jaren is deze gestegen naar 3,5 % (van de beroepsbevolking) en aan het eind van 2001 staat dit getal officieel op 5 %, maar dan is 6 % waarschijnlijk realistischer. Inmiddels is het werkeloosheidscijfer weer wat aan het zakken. In juni 2005 bedroeg dit 4,2 %, het laagste punt in bijna zeven jaar. Ook in september bedroeg het nog 4,2 %, maar in oktober en november 2005 was er een lichte stijging naar 4,5 resp. 4,6 %. De werkeloosheid van de mannen was wel verder afgenomen, maar die van de vrouwen was gestegen. Men denkt dat dit komt doordat veel vrouwen ontslag namen, op zoek naar een betere betrekking, hiertoe aangemoedigd door een verbeterde economische situatie.
Omdat men in Japan nauwelijks werkeloosheid kende bestaat er ook geen adequate sociale opvang, men kent wel een werkeloosheidsuitkering maar die duurt maar één jaar. Daarna moet men maar zien, bijv. door van het gespaarde geld te leven of door hier en daar wat werk te vinden. In Japan geldt nog steeds dat werkelozen eigenlijk niet bij de maatschappij horen, men heeft het aan zichzelf te wijten. De werkeloze Japanner schaamt zich, verlaat huis en haard en betrekt zijn kartonnen doos of tent, ergens op één van de bekende plekken, zoals in Shinjuku of in één van de parken in Tokyo. Mensen die een goede functie hadden zijn hierdoor letterlijk op straat komen te staan. Situaties als die op de foto ziet men in Japan steeds meer.

Links

Literatuur


Deze pagina is een onderdeel van Uchiyama's website over Japan
terug naar begin